vrijdag 15 augustus 2014

Thema's uit de Europese Stadsgeschiedenis (2)








Sarcelles: een ‘ buitenissig soort Frankrijk’ ?


sarcellopolis,M35904.jpg


Toen ik, nu meer dan tien jaar geleden, bezig was met het schrijven van een essay over Franziska Linkerhand (1974), een roman van de DDR cult auteur Brigitte Reimann, was mijn voornaamste drijfveer het verlangen dieper door te dringen in het dagelijkse werkelijkheid van een socialistische New Town. Ik was in de nadagen van mijn hoogleraarschap geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van architectuur, stadsontwikkeling en stedenbouw binnen het Oostblok en probeerde die te benaderen via Duitstalige publicaties uit en over de DDR. En al lezende raakte ik steeds meer verontwaardigd over het feit dat ik meer dan vijfentwintig jaar op universitair niveau over contemporaine architectuur had gesproken (en geschreven) zonder daar expliciet de ontwikkelingen in Midden- en Oost-Europa in te betrekken. Ik heb er een dezer dagen het handboek van Kenneth Frampton er nog eens op nageslagen en moest constateren dat ik indertijd met die eenzijdig westers georiënteerde beeldvorming helaas niet alleen stond. Intussen hebben de geopolitieke verschuivingen van begin jaren negentig ook de architectuurgeschiedenis niet onberoerd gelaten zoals het schitterende recente handboek van de Franse architectuurhistoricus Jean-Louis Cohen (The Future of Architecture since 1889 , 2013) laat zien.


Lenger voert in hoofdstuk XII over het stedelijk milieu, migratie, segregatie en woonvormen in Europa na 1950 (S. 463ff.) tal van literaire teksten op, zowel boeken als essays van o.a. François Maspéro (Roissy Express, 1990), Marc Bernard, Sven Regener (Neue Vahr Süd, 2004) en Brigitte Reimmann. En steeds met de bedoeling om de talloze, in de jaren zestig en zeventig gerealiseerde, grootschalige stadsuitbreidingen aan de randen van de steden zowel in Oost als West onbevooroordeeld en zo genuanceerd mogelijk te beschrijven en historisch te analyseren. Al was het maar om te vermijden de opzet, programma en het sociale gebruik van deze nieuwe woonbuurten  uit te leggen vanuit de negatieve beeldvorming op grond van de rellen, opstanden en sociale onrust die zich daar vanaf de jaren tachtig hebben voorgedaan. Dat is des te urgenter omdat over deze vorm van stadsontwikkeling weliswaar veel sociologische en vooral ook sociaal-politieke rapporten en boeken zijn gepubliceerd, maar weinig of geen gedetailleerde, architectuur- of planningshistorische monografieën beschikbaar zijn. Lenger laat zich niet door negatief geïnfecteerde architectuurhistorici of sociologen in de lure leggen, en zoekt de evidente verschillen op tussen de grootschalige woonwijken c.q. nieuwe steden - of die nu aan de rand van Moskou, Amsterdam, London, Berlijn of Parijs staan - verschillen op gebied van (ideologische) opzet, planning, inrichting en het sociale functioneren. Zo laat hij zien dat dit soort nieuwbouwwijken in de Oostbloklanden door geografische situering en en demografische samenstelling, veel meer dan die in het Westen, (eenzijdig) gekoppeld waren aan gespecialiseerde, industriële productiecentra. Ook bleven deze vaak kleine en technische slecht geoutilleerde woningen, bij de bevolking buitengewoon populair vanwege de voortdurende woningnood. En om die argumenten kracht bij te zetten, citeert Lenger (relatief) uitvoerig uit Franziska Linkerhand (1974), de roman waar Brigitte Reimann aan begon te schrijven nadat ze op een koude maandag in januari 1961 zelf in Hoyerswerda-Neustadt  een nieuwe woning had betrokken.
reimann_brigitte_franziska_buchtitel.jpg


Reimann - en haar protoganiste de architect Franziska Linkerhand - vertonen in hun aanpak en werkwijze opmerkelijke gelijkenissen met Marc Bernard. Ze delen niet alleen een onafhankelijke blik - en een gezonde vorm van intellectuele naïviteit - ze kiezen er beiden bewust voor om de verworvenheden van een totaal nieuwe omgeving vanuit eigen ervaringen te beschrijven. Reimann heeft méér dan tien jaar op een flatje in Hoyerswerda gewoond, Bernard bleef in een vergelijkbare situatie in Sarcelles niet meer dan drie (winter) maanden. Maar wat een verschillen in verwachting, perceptie en ervaring! Reimann verhuisde naar Hoyerswerda-Neustadt om daar - in een nieuwe omgeving van socialistische makelij - deel te nemen aan de opbouw en inrichting van een op sociale gelijkheid en solidariteit gebaseerde samenleving. Haar roman, die in de toenmalige DDR alleen in een grof gecensureerde vorm kon verschijnen - is een even onthullend als aangrijpend verhaal van ideologische ontgoocheling en ontluistering. Zelden is de teloorgang van een architectonisch-stedenbouwkundige utopie zo van binnenuit in beeld gebracht als in deze onvoltooide roman.


Marc Bertrand beschrijft in zijn literair-journalistiek verslag een exact tegenovergestelde ervaring. Hij vertrok vanuit een chique maar woontechnische slecht geoutilleerde woonbuurt in het hart van Parijs richting noordwaarts, naar een nieuwe stad die hem zo onbekend was als het ‘ wilde westen’ . Met in zijn zak de stilzwijgende opdracht terug te keren met een soort manifest tegen de vermeende, bureaucratische planconcepten en sociale onvolkomenheden van de nieuwe Franse voorsteden. Hij schreef daar geen roman over maar een indringend, etnografisch getint essay dat qua taalgebruik maar vooral ook intenties, vergelijkbaar is met het prachtige essay dat August Willemsen over de Bijlmer heeft geschreven onder de titel: ‘ Een buitenissig soort Nederland’ .Met andere woorden: een essay waarin de schrijver niet clichématig tekeer gaat maar op zoek is naar woorden, beelden en formuleringen aan de hand waarvan hij datgene wat hij in Sarcelles dagelijks ziet, voelt en meemaakt, onder woorden kan brengen.


Paris Roissy 1990.jpg


voor de roman Franziska Linkerhand:

https://www.academia.edu/3122194/Franziska_Linkerhand_1974_._Een_architectuurhistorische_beschouwing_van_een_roman_van_Brigitte_reimann

donderdag 14 augustus 2014

Thema's uit de Europese Stadsgeschiedenis (1)

De Twintigste Eeuw: Niemandsland van de Stadsgeschiedenis?


lengermetropolendermoderne_978_3_406_65199_1_1a_cover_de_240x480.jpg


Gedurende de afgelopen zomermaanden heb ik me beziggehouden met het in 2013 verschenen, grootse overzicht van de Europese stadsgeschiedenis: Metropolen der Moderne. Europäische Stadtgeschichte seit 1850 . Het is geschreven door de Duitse historicus Friedrich Lenger, auteur van tal van boeken en artikelen, in het bijzonder over stedelijke ontwikkelingen in de twintigste eeuw. Mijn aanvankelijke bedoeling was om hierover een substantiële recensie te schrijven, bijvoorbeeld voor ARCHINED - en misschien doe ik dat uiteindelijk ook wel, maar voorlopig wil ik experimenteren met een andere vorm van schrijven. Voor mij is dit handboek een fraai voorbeeld van niet zozeer een integrale maar wel rijk geschakeerde vorm van stadsgeschiedenis. Ik ken geen recent overzicht waarin op zo’n overtuigende manier urbanisatie, stadsontwikkeling, stadsleven, stedelijke cultuur verweven zijn met algemene, historische ontwikkelingen binnen Europa. Daarmee sluit het aan bij recente trends in de Duitse geschiedschrijving die gekenmerkt worden door een uitgesproken voorkeur voor het grote gebaar: voor het ontvouwen van brede (transatlantische) panorama’s, met als klapper het vuistdikke handboek van Jürgen Osterhammel over der geschiedenis van de negentiende eeuw (2009). Voor stadshistorici overigens een onmisbaar boek, al was het maar vanwege het uiterst compacte maar zeer informatieve vignet over de stad en de geschiedschrijving daarover.


Osterhammel 51glPVaFPoL._SY344_BO1,204,203,200_.jpg


Om recht te doen aan de rijkdom en veelzijdigheid van het handboek van Friedrich Lenger, wil ik de komende periode een paar blogs schrijven over enkele, schijnbaar willekeurig uitgezochte onderwerpen en thema’s die me bij het lezen zijn opgevallen. Sommige zijn methodisch en/of theoretisch van karakter, zoals bijvoorbeeld de omgang met het begrip: moderniteit aan de hand waarvan het boek inhoudelijk gestructureerd is. Ik wil proberen duidelijk te maken hoezeer het Duitse, historische stadsonderzoek verweven is met stadssociologische benaderingen. Een ander onderwerp wat me buitengewoon boeide is dat van de ‘ Urbizid’ , een door Karl Schlögel bedachte term waarmee hij de doelbewuste ‘ moord’ op de stad niet zozeer in fysieke als wel mentaal-culturele zin bedoelt zoals die in het kader van de grote geopolitieke verschuivingen na de Tweede Werekldoorlog heeft plaats gevonden (Breslau, Königsbergen etc.). Lenger pakt het onderwerp op en geeft het zijn eigenlijke plaats in de geschiedschrijving van de vernietiging en wederopbouw van de stad tijdens en na de oorlog. Maar ik wil beginnen met een minder aangrijpend onderwerp, en dat is de manier waarop Lenger de literaire verbeelding inzet bij de beschrijving en analyse van tal van stedelijke fenomenen zoals migratie, suburbanisatie, woonomstandigheden en transport/verkeer. Juist op momenten waarop de lezer denkt: waarover gaat dit, hoe moet ik me het hier beschrevene concreet voorstellen, schiet Lenger te hulp met soms alleen een verwijzing naar maar soms ook letterlijke citaten uit romans en gedichten. Met andere woorden: in dit handboek neemt wat ‘ Duitse sociologen de Stadt im Kopf noemen, de mentale stad dus, die van de innerlijke beleving en perceptie’ (Leeke Reinders) een meer dan prominente plaats in. Ik wil dan ook laten zien dat het bij deze  montages om iets meer gaat dan enkel de behoefte aan beschrijvende illustraties in de tekst. Maar dat de studie van de manier waarop stedelingen  hun eigen omstandigheden en omgeving waarnemen en beoordelen, noodzakelijkerwijze vooraf dient te gaan aan de analyse van hun handelen en ingrijpen. Een goed voorbeeld hoe Lenger daarbij te werk gaat, is te vinden in hoofdstuk XII (S.463vv.) waarin de bouw van grootschalige woonensembles aan de rand van Europese steden in de jaren zestig van de vorige eeuw, centraal staat. Zoals in het hele boek, beperkt hij zich niet tot de westerse wereld, maar schenkt hij evenredig veel aandacht aan de ontwikkelingen in het Oostblok, waaronder ook in de DDR. Sprekend over een van de meest bekende, socialistische New Towns: Hoyerswerda-Neustadt, citeert hij uitvoerig uit de prachtige roman van Brigitte Reimann, Franziska Linkerhandt (1971) waarover ik lang geleden zelf ook een proeve van bekwaamheid heb geschreven. Maar het meest overtuigt Lenger met de manier waarop hij de roman Sarcellopolis (1964) van de Franse schrijver Marc Bernard inzet bij zijn  analyse en waardering van een van de meest bekende en beruchte Grands Ensembles van Parijs:Sarcelles. Daarover wil ik in mijn eerst volgende blok wat gedetailleerd op ingaan.

recensie van het handboek van Lenger door de ‘ grande dame’ van de Duitse stadsgeschiedenis: Adelheid von Saldern:



zie ook de uitvoerige recensie van Lenger van het handboek van Osterhammel: