Sarcelles: proeftuin of ghetto?
Marc Bernard, romancier en journalist bij de krant Figaro kwam naar Sarcelles toen daar ruim 25.000 mensen woonden. De meesten afkomstig uit Parijs, uit de ‘ bidonvilles’ of uit de ‘ gesaneerde’ stadswijken, maar vooral ook uit Algerije, Marokko en andere Franse kolonies. In Sarcellopolis beschrijft Bernard in 32 korte essays Sarcelles niet als een probleemwijk maar als een nieuw type stad, als een experimentele vorm van samenleven die geheel is toegesneden op de alom om zich heen grijpende modernisering en vooral amerikanisering van de Franse samenleving in de eerste decennia na de Tw\eede Wereldoorlog. Sarcelles is in de winter van 1963/64 - de periode dat Bertrand daar woonde - nog een stad in opbouw waar de harde lijnen van vorm en leven in de Franse versie van ‘ staatsarchitectuur’ (l’urbanisme d’état) nog niet helemaal vast lagen. Hetgeen de Franse media en intellectuele, universitaire intelligentsia - sociologen voorop - er niet van weerhield om bij voorbaat deze vorm van ‘logement statistique’ af te wijzen en aan de kaak te stellen. Mikpunt van kritiek was niet alleen de koele rationaliteit van planning en ontwerp, maar vooral het daarachter schuilende, wereldbeeld van technocraten en bureaucraten. Dit soort nostalgische protesten kent overigens een lange (literaire) traditie, met grote namen als Hugo, Chauteaubriand, Baudelaire, Debord e.a., die in hun tijd eveneens treurden over de snelheid waarmee het ‘ vertrouwde’ Parijs aan het verdwijnen was en geen begrip konden opbrengen voor datgene wat daarvoor in de plaats was gekomen.
Bertrand bewandelt een andere route. Hij beschrijft Sarcelles, haar bewoners en hun manier van leven zonder vooroordelen en zonder vooropgezette theorie of stellingname. Zo observeert hij de dagelijkse rituelen van huisvrouwen in hun appartementen en in de supermarkten, bezoekt filmvoorstellingen en gemeenschappelijke voorlichtingsavonden, woont repetities bij van toneelvoorstellingen van jonge amateurs van allerlei pluimage en is verrast en ontroerd door hun worsteling met het klassieke repertoire van Corneille, Racine en Molière. Belangrijk onderdeel van Bertrand’s etnografische aanpak zijn de interviews met officiële instanties en hulpverleners waaronder de plaatselijke politiechef, de geestelijkheid, artsen en de verantwoordelijke architect. Tijdens die gesprekken die vrijwel allemaal op locatie worden gevoerd, rijst het beeld op van een stedelijke werkelijkheid met duidelijk twee versnellingen. Het is het beeld van een futuristisch ogende en in materieel opzicht perfect geoutilleerde stad die de belofte uitstraalt van een leefwijze waar de bewoners zelf niet of nauwelijks aan toe zijn. En die dan ook via intensieve sociale hulpverlening daarbij moeten worden geholpen en begeleid.Het is een situatie waarvan Bernard zich afvraagt of de Franse staat in staat zal zijn om de pretenties van verzorging en maatschappelijke voorzieningen op de lange termijn gestand zal kunnen doen.
Met veel liefde en oog voor details beschrijft hij het dagelijkse werk van de talloze pioniers/hulpverleners die belast zijn met de medische en geestelijke verzorging, met de opvang van achtergebleven kinderen, jeugdige criminelen en kansloze werklozen. Zo presenteert hij hun werk als de proeftuin van een geoliede verzorgingsstaat waarvan de toekomst echter onzeker is. Die twijfel en scepsis over de optimistische veronderstelling dat geëmancipeerde bewoners de cosmetisch ‘ schone’ stad op den duur tot leven zouden kunnen wekken en haar een ziel zouden kunnen geven, is achteraf gezien, niet geheel ongegrond gebleken.
Precies vijftig jaar later is het publieke en vakmatige debat over Sarcelles als ‘ grand ensemble’ nauwelijks van toon veranderd. Maar het mikpunt van kritiek, afkeer en angst geldt nu niet meer de technocratische planning en anonimiteit van de fysieke omgeving, als wel de agressiviteit, sociale onaangepastheid en ‘ vreemdheid’ van de huidige bewoners. Voorsteden als Sarcelles zijn opnieuw gestigmatiseerd. We hoeven alleen maar te kijken naar het woordgebruik waarmee zowel in de media als in de wetenschappelijke publicaties gesproken en geschreven wordt om de toestand van de grootschalige woongebieden aan de periferie van de grote Franse steden te beschrijven; ‘ quartiers défavorisées, quartiers sensibles, quartiers en difficulté, zone urbaine fragile, zone d’ urbanisation prioritaire, poches d ‘exclusion, zones de non-droit of gewoon ghetto. Maar ook nu zijn er tegengeluiden die getuigen van een zeker optimisme over de socio-culturele potenties van de gewraakte Franse voorsteden. Een daarvan is die van Eric Nazan, van oorsprong cardioloog, maar nu actief als schrijver, uitgever en revolutionair. En vooral kenner van Parijs en haar geschiedenis. In 2002 schreef hij een prachtig boek over ‘de uitvinding van Parijs’ (2002) en meer een recentelijk publiceerde hij Paris sous tension (Editions La fabrique), een allesbehalve nostalgische terugblik op het oude ‘ vertrouwde’ Parijs. Integendeel, het is veel meer een optimistische visie op de toekomst van de stad, op het andere en nieuwe Parijs dat aan de overzijde van de boulevard péripherique vibreert en waar geen toerist zich waagt. Voor Hazan bevindt het ‘ oude’, paradigmatische Parijs zich in een fatale houdgreep van vastgoed speculanten en massa toerisme met alle economische, sociale en culturele effecten van dien. Het toekomstige Parijs daarentegen ligt in de fysiek, sociaal en cultureel gemarginaliseerde voorsteden, letterlijk afgesneden door eenentwintigste-eeuwse boulevards en hun stromen op gebied van verkeer, informatie, financiën en energie. Hier schuilen de potenties voor verzet tegen en uiteindelijke overwinning op de desastreuze effecten van globaliserende processen die hij samenvat onder de noemer: neo-haussmanisering. Het lijkt op een soort Occupy-achtige wensdroom, maar voor Eric Hazan is dit geen utopie maar veeleer een noodzakelijke ontwikkeling geheel in de lijn van de grote sociale revoluties (1848, 1871) aan de hand waarvan Parijs zich in de loop van haar recente geschiedenis steeds weer opnieuw heeft uitgevonden.
uitstekende analyse van het boek van Marc Bertrand:
Cathérine Bernié-Boissard, ‘ Un roman d’ ethnographie urbaine: Sarcellopolis de Marc Bernard (1964)’ , in: Esprit Octobre 2006, 99-111
kritisch artikel over het boek van Eric Nazan:
Enkele recente historische analyse van de planning van en politieke omgang met de grootschalige sociale huisvestingsprojecten in de periferie van Franse steden:
Fraai (Engelstalig) artikel van Eric Hazan over de recente transformaties van Parijs en haar banlieu’s :