Het idee om zelf een weblog te openen, is ontstaan tijdens het schrijven van een recensie van het dit jaar verschenen Cities in World History (2013), onder redactie van Peter Clark. Hoewel ik nogal wat kritiek heb op de zelfgenoegzaamheid van Clark als stadshistoricus, en het gebrek aan engagement of beter nog op de academische aanpak van het project, is het boek een ware goudmijn voor iedereen die zich interesseert voor steden, met name ook buiten Europa. Voorlopig heb ik drie onderwerpen geselecteerd waar ik me de komende tijd op wil richten: de groeiende betekenis van archeologie en haar vele subdisciplines voor methode en vooral ook theorie van het stadsonderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat niet de stadsgeschiedenis - zoals ik eerst dacht - een schakel functie in het brede veld van stadsonderzoek kan spelen, maar dat die rol intussen is overgenomen door de archeologen - niet per se stadsarcheologen. Ik denk bijvoorbeeld aan iemand als Michael Smith die keer op keer vanuit zijn onderzoek naar vroege (stads) cultuur in Meso-Amerika verbindingen legt met contemporaine stedelijke onderwerpen. Misschien moet ik wat breder uitkaderen en me bezighouden met de vraag naar de geschiedenis van de kennis over de stad. Zie een recent debat in een Franse blog (Metropolitiques). Een ander thema dat door de lezing van Cities in World History extra actueel is geworden is dat van steden in (Zuidoost) Azië, met name door de bijdrage van Peter Rimmer en Howard Dick, van huisuit economisch geografen. Die interesse is nog verder aangewakkerd door de recente lezing van Daniel Bell & Avner de-Shalit hun intrigerende The Spirit of Cities (2011) met hoofdstukken over o.a. Singapore en Hong Kong. De verbindende schakel zou kunnen zijn de verfrissende entree in het stadsonderzoek van voor mij wat vreemde disciplines als politiek theoretici/filosofen, politiek economen en economisch geografen, ik wil ze uiteraard niet als nieuwkomers bestempelen, maar wijzen op hun bijna antropologische aanpak waarmee ze in de buurt komen van recente trends in Duitstalige stadssociologie (Lindner). Wat me ook fascineert is de zekere mate van ‘ naïviteit’ - misschien is onbevangenheid een beter woord - waarmee ze het terrein van stadsonderzoek betreden, de argeloosheid die uit de verschillende interviews en artikelen door en over hen zijn geschreven rond de publicatie van hun gezamenlijke boek. Voor sommigen is het zelfs teveel, zoals voor Alexander Tzonis die in een recente kritiek zo zijn twijfels heeft over met name de impressionistische manier waarop de beiden onderzoekers menen greep te kunnen krijgen op de collectieve mentaliteit van een stad. Maar vooral ook over de waarde of zin van het monteren van het per hoofdstuk doorlopende (levens) verhaal van de beide auteurs. Oppervlakkig gezien is het boek, methodisch-literair zo men wil, een mix van Teju Cole’s Open City en Karl Schlögel’s boek over Moskou. Alle vier beroepen zich uiteindelijk op Walter Benjamin’s opvatting over een ‘verhalende’ geschiedschrijving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten