maandag 16 september 2013

Singapore 2 : de (taal) strijd tussen het Singlish en het Mandarijns

















Geleide economische politiek en individuele materiële welvaart zijn overigens niet de enige projecten van een van staatswege gepropageerde strategie van nationale orde, rust en eenheid.. Minstens zo paradoxaal is de wijze waarop een multi-etnische en multi-religieuze samenleving in Singapore wordt gepromoted als een krachtig identiteitsbepalend instrument. Was hij naïef, zo vraagt Bell zich af tijdens een verblijf in 2009, toe hij in 1990 in een sollicitatiebrief aan de National University of Singapore, hoog opgaf van Singapore als geslaagd voorbeeld van een multiculturele wereldstad?
I
In de eerste jaren na de onafhankelijkheid probeerde de overheid etnisch chauvinisme de kop in te drukken door een aantal draconische maatregelen op gebied van huisvesting (vaste quota voor bevolkingsmenging per wijk), militaire dienstplicht (volgens Israëlisch model) en vooral taal (Engels als verplichte voertaal). Impopulaire maatregelen die bedoeld waren om etnische waarden en bindingen ondergeschikt te maken aan gevoelens van saamhorigheid en nationale identiteit. Maar zie, in de jaren negentig toen mondiaal de geopolitieke verhoudingen begonnen te verschuiven, Azië geconfronteerd werd met een financiële crisis, in Europa het Oostblok uiteenviel en China zich opmaakte als nieuwe wereldmacht, op dat moment bleek in Singapore het roer al  te zijn omgegooid. In economische zin was de stadstaat van (goedkope) productielocatie veranderd tot regionaal financieel-, handels- en dienstencentrum, een omslag die lokaal verankerd werd door tal van programma’s om computervaardigheid en internetkennis onder alle lagen van de bevolking te stimuleren. Singapore was een van de eerste landen in de regio die gedigitaliseerd werd. En het was in deze geo-politieke context, dat men in Singapore - als tegenwicht tegen de import van Westerse waarden als democratie - koos voor het terugvallen op een specifiek Aziatische cultuur en identiteit, in het bijzonder die van de chinezen (75%). Kreeg Bell in 1990 tijdens zijn colleges (1990/93) van niet-Chinese studenten nog het verwijt een racist te zijn door zijn vermeende, eenzijdige analyse van het confucianisme als politieke theorie,


in de jaren daarna werd in Singapore gekozen voor bevoorrechting van de Chinese taal en erfgoed, met als meest in het oogspringend de publieke propaganda voor de (Mandarijns) Chinese taal. Partijleider en Eerste Minister Lee Kuan Yew sprak zich openlijk uit voor het Confucianisme als staatsleer, maar in de praktijk bleek men veel geïnspireerd door de harde leer van legalistische denkers als Han Feizi (www.geledraak.nl/html/page286.asp) uit de derde eeuw v. Christus ,die juist pleitten voor versterking van de staatsmacht door wetgeving en harde straffen. Sommigen zien Lee - en diens opvolgers - als een moderne Legalist die, met het oog op de uitbouw van een sterke, competitieve en vooral rijke staat, het ideaal van natievorming laat varen door hoog in te zetten op etnische concurrentie. En daarmee tegelijk de roep om politieke liberalisering probeert de kop in te drukken. Daniel Bell heeft deze ontwikkelingen in 1990 uiteraard niet kunnen voorzien, maar werd in 2009 geconfronteerd met het (weer) paradoxale feit dat, ondanks de verregaande repressie, de harde hand van de staat en de meedogenloze concurrentie en sociale ongelijkheid, verreweg de meeste Singaporezen zich wel degelijk verbonden weten met hun staat en bereid zijn, eventueel, daarvoor te sterven. Hoe kan dat?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten