Bell & de-Shalit komen beiden uit de hoek van de politieke theorie, de laatste beweegt zich vooral met normatief-ethische kwesties op het gebied van het milieu. Vanuit hun vak houden zich bezig met zulke vraagstukken als: wat is een staat, wat is vrijheid, hoe kan een samenleving rechtvaardig worden ingericht en bestuurd. Ze interesseren zich grofweg voor vraagstukken die vanaf Aristoteles - Politeia - via Hannah Arendt tot aan Peter Sloterdijk en Ulrich Beck aan de orde komen. De vraag die aan dit boek ten grondslag is: heeft het zin en is het realistisch om te denken dat steden specifiek ‘andere’ waarden in de wereld representeren. Het antwoord is: ja, steden - niet alle - staan voor verschillende sociale en politieke verworvenheden en waarden. Die bepalen de ‘geest’ of beter gezegd, het ethos van een stad. Ik heb de indruk dat de idee om op die manier over steden te denken vooral afkomstig is van de-Shalit die in 2003 een essay over de klassieke tegenstelling tussen stedelijke en anti-stedelijke sentimenten en de intellectuele herkomst daarvan, waarbij de stad New York als toetssteen - beter: steen des aanstoots - is genomen. In zijn paper onderzoekt hij hoe en door wie en wat een stad als New York zich laat betrappen op haar specifieke ‘ethos’ ,haar door de tijd heen, collectieve gedrevenheid. Ik wil zelf het woord identiteit in dit verband even niet gebruiken. De-Shalit stelt dat steden niet alleen in materiële zin kansen en mogelijkheden bieden, maar hun waarde (ethos) ook en vooral ontlenen aan de mogelijkheden zij presenteren ‘for living a life of high quality - the latter being defined in terms of common or shared values’. In de inleiding vatten de beide auteurs de betekenis van dit begrip samen en en gebruiken daarvoor het woord: civicism - in goed Nederlands: stedentrots. Misschien is stadstrots beter, ik weet het niet. Beide termen zijn lichtelijk omgeven door een sfeer van afschermen en van buiten sluiten van datgene wat zogenaamd niet eigen aan de stad is. Maar daar verzetten de beide auteurs van het boek zich juist tegen. Overigens, in een mooi interview in de laatste aflevering van Stadsgeschiedenis laat Jan Nijman, geograaf en directeur van het Amsterdamse Centre for Urban Studies, zich in vergelijkbare termen uit over de stad. Op een vraag van Petra Brouwer over hoe hij denkt over de verhoudingen tussen de mondiale en lokale schaal, en hoe hij, vanuit zijn eigen ervaringen, in dit verband de verschillen inschat tussen bijvoorbeeld Amsterdam, Miami en Mumbai, antwoordt hij: ‘die vraag wordt me vaker gersteld, en als ik het in soundbites moet zeggen: Amsterdam is cool, Miami is hot en Mumbai is spicy. Je kunt er natuurlijk moeilijk je vinger op leggen maar het ‘gevoel’ van een stad is enorm belangrijk voor de inwoners en voor het imago van de stad in de wereld. Voor mij is het interessante van deze drie plekken dat ze zo verschillend zijn’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten