dinsdag 4 februari 2014

'Florerende' versus 'Stokkende' Verstedelijking in Mesopotamië

Uruk en Tell Brak



Kennis over de opkomst van de vroegst bekende vormen van ‘verstedelijking’ in het Tweestromenland (Mesopotamië) is gebaseerd op uiteenlopende informatie, waarvan de belangrijkste afkomstig is van paleoklimatologisch en geomorfologisch onderzoek maar uiteraard ook van archeologisch veldwerk en opgravingen. Die gegevens vormen tezamen de bouwstenen voor historische reconstructies waarbij archeologen gebruik maken van allerlei soorten modellen zoals ontwikkeld in de moderne gedrag- en maatschappijwetenschappen, de geografie en vooral ook economie. In het oog springt het onomstotelijke feit dat in het eerste kwart van het vierde millennium, stedelijke beschaving niet begint met de opbloei van één, de totale regio controlerende (hoofd) stad (zoals bijvoorbeeld Teotihuacan in Mexico), maar juist gekenmerkt wordt door het gelijktijdig verschijnen van een veelheid van elkaar beconcurrerende centra van diverse omvang en bevolkingsdichtheid die ieder voor zich slechts een gedeelte van het deltagebied beheersten.Opmerkelijk aan het urbanisatieproces in het zuidelijk gedeelte (nu Irak)  is dat die - in tegenstelling tot die in het (huidige Syrië gelegen) noorden, gepaard ging met een over een aaneengesloten periode van zevenhonderd jaar plaatsvindende geografische en demografische groei, waarbij met name die van Uruk (Warka) opmerkelijk.


Waarom nu uitgesproken in het zuiden, en niet in het noorden - waar de stad Tell Brak vrijwel dezelfde omvang en statu had als het zuidelijke Uruk - de verstedelijking heeft doorgezet  is een archeologische strijdvraag waarbij, met name door Algaze, markteconomische verklaringsmodellen in stelling worden gebracht, zoals innovaties op gebied van transport  (het domesticeren van ezels; kanalisatie) en van productieprocessen (aanboren en bewerken van grondstoffen, arbeidsorganisatie). Maar het is ook goed mogelijk dat er (ook) militair-politieke of zelfs religieuze factoren in het geding waren. Zolang er nog geen of te weinig data beschikbaar zijn over actores (agency) in deze vroege fase van de Mesopotamische beschaving, is daar weinig concreets over te zeggen.Voorlopig lijken de economische veronderstellingen door archeologische vondsten en (vroeg) schriftelijke bronnen niet te worden tegengesproken.


Een open en uitgestrekte stad


Hoe moeten we ons het patroon van de vroegst bekende, ‘stedelijke’
nederzettingen ruimtelijk en organisatorisch voorstellen, en, wat wordt in dit verband precies bedoeld met ‘stedelijk’ of ‘urbaan’?
Beschikbare data van omgevings- en nederzettingsonderzoek (landschappelijke grenssituatie van alluviale rivierbedding, moerassen en woestijn) en archeologische opgravingen laten zien dat er gedurende de hele Uruk-periode (3900/3700-3100/2900 v Chr.), in de zuidelijke delta, een reeks van nederzettingen waren, allemaal gesitueerd langs natuurlijke of gegraven waterlopen die ieder weer de top vormden van  afzonderlijke netwerken van gehuchten of andersoortige nederzettingen. Dit patroon bestond al in het eerste kwart van het vierde millennium toen Uruk een geschatte omvang had van 70 tot 100 hectare. Drie andere nederzettingen in de nabijheid zoals het meer zuidelijk gelegen Eridu hadden c. 40 ha en enkele nog kleinere niet verder kwamen dan 15 tot 20 ha. Hoogtepunt van het verstedelijkingsproces in deze regio vond plaats in de Late Uruk periode (3300-3000 v. Chr.). Uruk, gesitueerd aan een grote zijarm van de Eufraat, beleefde toen een ongekende groei en bereikte een grondoppervlak van ruim 250 ha. Hoewel er geen consensus is over de exacte relatie tussen grondoppervlak en occupatie, wordt de toenmalige bevolking geschat op 20.000. Uruk werd als stad omringd door een complex grid van stadjes (?), dorpen en gehuchten die tesamen één gemengd (agrarische, ambachtelijk/industriële en huishoudelijke activiteiten) stedelijke nederzetting vormden met een straal van 15 km, en een geschat aantal inwoners van meer dan 50.000.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten